1

Latijnse naam: Aratinga erythrogenys Nederlandse naam: Roodkop arantinga Land van herkomst: Het zuid-westen van Ecuador tot het Noord-westen van Peru Grootte: 30 tot 33 centimeter lang (kop tot staart). Gewicht: 80 tot 110 gram Leeftijd: 15-20 Ringmaat: 6 mm

Kleur man en vrouw: Voorhoofd en de gehele bovenkant van de kop rood. De achterkant van de kop is groen. Lichaam hoofzakelijke groen met soms wat rode veertjes hier en daar. Aan de groene vleugels zit er bij de bocht en de randen rode veren. Op diverse plekken op het verenkleed zitten soms ook rode veertjes. Bovenzijde van de staart is donkergroen de onderzijde is gelig-grijs. De oogriingen zijn wit-gelig en zonder veertjes. de snavel is gelig. De grijze poten hebben donkere nagels.

Voliere: Bij voorkeur het gehele jaar per koppel huisvesten in een ruime voliere eventueel met tochtvrij nachtverblijf. Als het even kan het nbachtvervlijf vorstvrij houden. In het nachtverblijf kan een nestkast worden opgehangen. Voor zowel het slapen als het broeden. De maat die het meest gebruikt wordt is 60 cm hoog met een binnenkern van 25 tot 30 cm. Hoe dikker de wanddikte hoe beter dit isoleerd. Dus een natuurbroedblok is aan te bevelen. Het invlieggat ca 7 a 8 cm. Op de bodem van de nestkast een beetje snippers, vlas of houtvezel.

Gedrag: Na dat ze gewend zijn aan de nieuwe volieren eigenaar blijven ze toch een beetje schuw maar wel zijn ze nieuwsgierig van aard. Dieren die in gevangenschap zijn geboren hebben dit veel minder. Ze zijn erg druk en kunne redelijk wat geluid produceren. slapen graag in een nestkast. Tijdens het broedseizoen zijn ze niet al te vriendelijk naar andere vogels toe.

Vorst: De vogels kunnen wel een paar graden vorst hebben maar bij aanhouden en strenge vorst is het beter om ze binnen te houden in bv de schuur.

Kweek: Ze paren laat pas in mei of later. De pop legt met tussenpozen van twee dagen 2 tot 4 eieren, soms 5. Ze broedt alleen; broedduur 23 dagen; nestduur van de jongen ongeveer 7 weken. Omstreeks de vijftiende dag moeten de jongen geringd worden; ringmaat 6 mm. Als de jongen uitvliegen, lijken ze globaal genomen wel op hun ouders, maar het rode masker en het rood aan vleugelbocht en vleugelrand is beperkt tot enkele losse rode veertjes; oogiris bruinachtig. Drie tot vier weken nadat ze het nest verlaten hebben zijn ze zelfstandig.

Temp/ Luchtvochtigheid: De vogels kunnen wel een paar graden vorst hebben maar bij aanhouden en strenge vorst is het beter om ze binnen te houden in bv de schuur.

Voeding: Als basis kan men een zaadmengsel voor grote parkieten geven of papegaaien. waarin de volgende zaden voorkomen: tarwe, gerst, haver, padie, rode en witte dari, negerzaad, diverse gierstsoorten, witzaad, hennep, saffloor- en zonnebloempitten, deze laatste 10-15%; de grovere zaden ook geweekt of gekiemd aanbieden. Halfrijpe kolfmaïs wordt graag opgenomen, evenals halfrijpe haver en tarwe in de aar, ook allerhande halfrijpe gras- en onkruidzaden. Verder fruit zoals appel, rozenbottels, daarnaast bessen van vuurdoorn en lijsterbes; van de groentesoorten vooral rode wortel, komkommer en bladgroente. Ook gekookte rijst met rozijnen ter afwisseling lusten ze graag. Dagelijks eivoer verstrekken, niet te veel. eventueel aangevuld met een beetje insectenpaté. Dagelijksevers drinkwater. Maagkiezel, grit en een mineralenblok dienen steeds ter beschikking te staan.