Informatie
De familie omvat een grote groep, en in verschillende leefgebieden voorkomende soorten. Zo zijn er boom- en bodembewoners en soorten die in of bij het water leven. Het zijn overwegend levendige, goed klimmende en/of springende roofdieren. Velen zijn in de schemer en in de nacht aktief. Naast de grootte van het verblijf is ook de inrichting van het verblijf van het grootste belang. Marterachtigen hebben namelijk een sterke band met hun omgeving.
Klimaat
Slechts winterharde soorten kunnen het gehele jaar door buiten gehouden worden. Er dient wel voor nacht/schuilhokken gezorgd te worden die voorzien zijn van stro. Soorten die warmte nodig hebben moeten in de koude jaargetijden verwarmde binnenhokken met een temperatuur van minimaal 15 C ter beschikking hebben.
Inrichting van het verblijf
Grotendeels de natuurlijke grondstructuur handhaven. Bij gravende soorten moet ervoor gewaakt worden dat zij tijdens hun graafaktiviteiten niet bedolven worden onder de grond (zand en/of kiezel) of zich al gravend een uitweg zoeken. Per dier dienen er minimaal 2 nachthokken of holen te zijn. In het verblijf dienen klimtakken, holle boomstammen, wortels, balen stro (bescherming tegen regen), stenen, rotsen en beschutte plaatsen tegen zon en regen aanwezig te zijn. Buizen (als schuilplaats) zijn hiervoor ook aan te bevelen. Natuurlijke vegetatie in een gedeelte van het hok dient gehandhaafd te blijven.
Voor alle ottersoorten, nertsen, is zowel een land- als een waterdeel noodzaak, beide van ongeveer dezelfde grootte. Het liefst langgerekte bekkens met gestructureerde oevers. Voor de overige soorten is water wenselijk. Voor goed klimmende soorten is een gesloten verblijf noodzaak. De overige soorten als das, honingdas en otter benodigen slechts gladde wanden, grachten (al dan niet met water) voldoende hoog en overhellend onder een hoek om ontsnappen te vermijden.
Sociaal gedrag
In de vrije natuur leven de meeste marterachtigen solitair. In gevangenschap is het houden van koppels bij bijna alle soorten mogelijk. Dit zou men moeten nastreven om verveling te voorkomen. Bij de honingdas, das, skunk (stinkdier) en een aantal ottersoorten is het houden in familiegroepen mogelijk.
Voeding
Voederdieren in zijn geheel aanbieden, al naar gelang de specifieke soorteisen. Vlees, met daaraan toegevoegd vitaminen en mineralen, vis, fruit en groente.
Vangst en transport
Het vangen kan met een net of met een leren handschoen. Transporteren in stevige houten kisten met ventilatie openingen en voor de rest geheel gesloten. Voor transport van veelvraten, dassen moeten de kisten aan de binnenzijde met metaal bekleed zijn. Voor otters dient een tralie kooi in de houten kist geplaats te worden.
Informatie
De familie omvat een grote groep, en in verschillende leefgebieden voorkomende soorten. Zo zijn er boom- en bodembewoners en soorten die in of bij het water leven. Het zijn overwegend levendige, goed klimmende en/of springende roofdieren. Velen zijn in de schemer en in de nacht aktief. Naast de grootte van het verblijf is ook de inrichting van het verblijf van het grootste belang. Marterachtigen hebben namelijk een sterke band met hun omgeving.
Klimaat
Slechts winterharde soorten kunnen het gehele jaar door buiten gehouden worden. Er dient wel voor nacht/schuilhokken gezorgd te worden die voorzien zijn van stro. Soorten die warmte nodig hebben moeten in de koude jaargetijden verwarmde binnenhokken met een temperatuur van minimaal 15 C ter beschikking hebben.
Inrichting van het verblijf
Grotendeels de natuurlijke grondstructuur handhaven. Bij gravende soorten moet ervoor gewaakt worden dat zij tijdens hun graafaktiviteiten niet bedolven worden onder de grond (zand en/of kiezel) of zich al gravend een uitweg zoeken. Per dier dienen er minimaal 2 nachthokken of holen te zijn. In het verblijf dienen klimtakken, holle boomstammen, wortels, balen stro (bescherming tegen regen), stenen, rotsen en beschutte plaatsen tegen zon en regen aanwezig te zijn. Buizen (als schuilplaats) zijn hiervoor ook aan te bevelen. Natuurlijke vegetatie in een gedeelte van het hok dient gehandhaafd te blijven.
Voor alle ottersoorten, nertsen, is zowel een land- als een waterdeel noodzaak, beide van ongeveer dezelfde grootte. Het liefst langgerekte bekkens met gestructureerde oevers. Voor de overige soorten is water wenselijk. Voor goed klimmende soorten is een gesloten verblijf noodzaak. De overige soorten als das, honingdas en otter benodigen slechts gladde wanden, grachten (al dan niet met water) voldoende hoog en overhellend onder een hoek om ontsnappen te vermijden.
Sociaal gedrag
In de vrije natuur leven de meeste marterachtigen solitair. In gevangenschap is het houden van koppels bij bijna alle soorten mogelijk. Dit zou men moeten nastreven om verveling te voorkomen. Bij de honingdas, das, skunk (stinkdier) en een aantal ottersoorten is het houden in familiegroepen mogelijk.
Voeding
Voederdieren in zijn geheel aanbieden, al naar gelang de specifieke soorteisen. Vlees, met daaraan toegevoegd vitaminen en mineralen, vis, fruit en groente.
Vangst en transport
Het vangen kan met een net of met een leren handschoen. Transporteren in stevige houten kisten met ventilatie openingen en voor de rest geheel gesloten. Voor transport van veelvraten, dassen moeten de kisten aan de binnenzijde met metaal bekleed zijn. Voor otters dient een tralie kooi in de houten kist geplaats te worden.
Kleur man
Standaard is de kleur van stinkdieren zwart/wit, maar er zijn diverse kleurslagen bekend zoals bruin/wit en wit.
Kleur vrouw
Standaard is de kleur van stinkdieren zwart/wit, maar er zijn diverse kleurslagen bekend zoals bruin/wit en wit.
Algemeen
Stinkdieren kunnen zowel solitair als in kleine groepen gehouden worden, (1 man per groep.) Het vervoeren van stinkdieren gebeurd in een vervoerskistje (kattentransportkist), de Dieren dienen liever afzonderlijk vervoerd te worden.Het is in Nederland verboden om stinkdieren te laten ontklieren. Tot op heden is het wel toegestaan voor Dierenwinkels om ontklierde Dieren te verkopen. Deze dienen dan uiteraard in het buitenland geholpen te zijn.
Hok
Stinkdieren houdt men het liefst buiten maar binnenshuis is ook geen probleem. Het verblijf moet minimaal 10m² bedragen voor een koppel met jongen. Per volwassen dier 2m² extra.Het verblijf wordt ingericht met stronken, rotsen e.d. en er dienen graafmogelijkheden aanwezig te zijn. Per dier dienen minimaal twee nachthokken aanwezig te zijn. Tevens dienen er diverse schuilmogelijkheden beschikbaar te zijn.
Kweek
Paartijd rond februari-maart. Dracht 60-70 dagen. Gemiddeld 4-10 jongen. De zoogperiode 6 tot 7 weken. Seksuele volwassenheid na 9 tot 12 maanden. In de regel 1 nest per jaar en soms een tweede als de eerste niet goed is gegaan. Indien men niet wil gaan kweken en toch een koppel heeft dan is het verstandig om een of beide dieren met een maand of 8 a 9 te laten helpen. In de regel zijn ze dan bijna volgroeid. Jongen: Ogen open tussen de 19e en 23e dag.
Behuizing
Een stinkdier(en) die, mits hij de beschikking heeft over een droge slaapgelegenheid, zomer en winter dag en nacht buiten kan zijn (een op z'n kant liggende regenton, iets opgehoogd aan de achterkant tegen inlopend water, met de opening vlakbij een schutting of muur, zodat het niet inregent en het stinkdier zich echt kan terugtrekken, is ideaal). Stinkdieren zijn slechte springers, maar klimmen en graven wel als ze de kans krijgen. Hou hier rekening mee met de inrichting van het verblijf. Een gladde wand van een meter is in de regel voldoende om stinkdieren binnen te houden.
Temp/Luchtvochtigheid
Wintervast maar een droog nachthok.
Voeding
Alles eters. Er bestaan nogal wat misverstanden over de voeding voor stinkdieren.Stinkdieren eten voor 90% plantaardig voer (allerlei groente), de overige 10% bestaat uit vlees en fruit. Het vlees kan bestaan uit hondenvoer (nooit kattenvoer) eendagskuiken e.d. Andere extra dingen zijn eieren, rauw of gekookt, meelwormen, bessen, noten. Eventueel als bijvoer (niet hoofdvoer) diverse zaden in de vorm van papegaaienvoer, knaagdiermix of eekhoornvoer.
Ziekten
Stinkdieren zijn erg bevattelijk voor wormen. Maandelijks ontwormen wordt door sommigen aanbevolen. Wij ontwormen om de 3 maanden zonder problemen. Prolaps kan voorkomen. Dit is ook vaak een teken van wormen (komt vaker voor bij ontklierde Dieren)
Diversen
Niet moeilijk te houden dier. Stinkdieren zijn zindelijke dieren en zullen de ontlasting vaak op dezelfde plek deponeren. Uiteraard dient dit regelmatig verwijdert te worden.
Informatie
De familie omvat een grote groep, en in verschillende leefgebieden voorkomende soorten. Zo zijn er boom- en bodembewoners en soorten die in of bij het water leven. Het zijn overwegend levendige, goed klimmende en/of springende roofdieren. Velen zijn in de schemer en in de nacht aktief. Naast de grootte van het verblijf is ook de inrichting van het verblijf van het grootste belang. Marterachtigen hebben namelijk een sterke band met hun omgeving.
Klimaat
Slechts winterharde soorten kunnen het gehele jaar door buiten gehouden worden. Er dient wel voor nacht/schuilhokken gezorgd te worden die voorzien zijn van stro. Soorten die warmte nodig hebben moeten in de koude jaargetijden verwarmde binnenhokken met een temperatuur van minimaal 15 C ter beschikking hebben.
Inrichting van het verblijf
Grotendeels de natuurlijke grondstructuur handhaven. Bij gravende soorten moet ervoor gewaakt worden dat zij tijdens hun graafaktiviteiten niet bedolven worden onder de grond (zand en/of kiezel) of zich al gravend een uitweg zoeken. Per dier dienen er minimaal 2 nachthokken of holen te zijn. In het verblijf dienen klimtakken, holle boomstammen, wortels, balen stro (bescherming tegen regen), stenen, rotsen en beschutte plaatsen tegen zon en regen aanwezig te zijn. Buizen (als schuilplaats) zijn hiervoor ook aan te bevelen. Natuurlijke vegetatie in een gedeelte van het hok dient gehandhaafd te blijven.
Voor alle ottersoorten, nertsen, is zowel een land- als een waterdeel noodzaak, beide van ongeveer dezelfde grootte. Het liefst langgerekte bekkens met gestructureerde oevers. Voor de overige soorten is water wenselijk. Voor goed klimmende soorten is een gesloten verblijf noodzaak. De overige soorten als das, honingdas en otter benodigen slechts gladde wanden, grachten (al dan niet met water) voldoende hoog en overhellend onder een hoek om ontsnappen te vermijden.
Sociaal gedrag
In de vrije natuur leven de meeste marterachtigen solitair. In gevangenschap is het houden van koppels bij bijna alle soorten mogelijk. Dit zou men moeten nastreven om verveling te voorkomen. Bij de honingdas, das, skunk (stinkdier) en een aantal ottersoorten is het houden in familiegroepen mogelijk.
Voeding
Voederdieren in zijn geheel aanbieden, al naar gelang de specifieke soorteisen. Vlees, met daaraan toegevoegd vitaminen en mineralen, vis, fruit en groente.
Vangst en transport
Het vangen kan met een net of met een leren handschoen. Transporteren in stevige houten kisten met ventilatie openingen en voor de rest geheel gesloten. Voor transport van veelvraten, dassen moeten de kisten aan de binnenzijde met metaal bekleed zijn. Voor otters dient een tralie kooi in de houten kist geplaats te worden.
Latijnse naam: Monodelphis domestica Nederlandse naam: Grijze kortstaart opossum Land van herkomst: Brazilië, Bolivia, Paraguay en Noord-Argentinië Grootte: 10-16 cm Staartlengte: 5-8 cm Gewicht: 80 - 160 gram. Mannen zijn zwaarder en forser dan de vrouwen Leeftijd: 3 tot 5 jaar.
Omschrijving: Kortstaartopossums zijn ongeveer zo groot als een goudhamster. Ze zijn grijs / bruin met een lichter gekleurde buik. Kortstaartopossums hebben een spitse kop en een bekje gevuld met een aardige rij scherpe tandjes. Ze hebben grote oren die ze op kunnen vouwen en vrij grote, uitpuilende zwarte oogjes. Hun naam hebben ze te danken aan hun staart die ze kunne gebruiken als vijfde “pootje” om zich vast te houden aan takken tijdens het klimmen.
Kleur man: Mannetjes worden groter dan vrouwtjes
Kleur vrouw: Zie omschrijving
Behuizing: Houdt kortstaartopossums bij voorkeur in een hoog verblijf met voldoende klim -en schuilmogelijkheden. Het is beter geen traliekooi te gebruiken omdat ze niet goed tegen tocht kunnen. Klimmateriaal mag niet ontbreken. Een voordeel is dat ze niet knagen dus er kan gebruik gemaakt worden van nepplanten en allerlei boomstronken, let hierbij wel op dat er i.i.g. geen naaldbomenhout gebruikt word, dit is giftig, en ondanks dat ze niet knagen kunnen ze de giftige hars via de huid opnemen. Sommige opossums willen nog wel eens blaadjes en bloempjes van nepplanten af trekken om als nestmateriaal te gebruiken. Verder kunnen allerlei takken, huisjes, touwen e.d. gebruikt worden voor de inrichting. Wanneer er meerdere opossums in 1 verblijf gehuisvest worden moeten er ook meerder nestkastjes in gehangen worden. De minimale maat voor 1 opossum moet ongeveer 40 cm breed, 60 cm lang en 40 cm hoog zijn, natuurlijk kan ook 50 x 50 x 40. Groter is altijd beter, maar wanneer je fokt met deze dieren is het makkelijker, met name met het eerste nest, om deze maat aan te houden. Als bodemmateriaal kan ook van alles gebruikt worden, beukenhoutsnippers hebben de voorkeur. Zaagsel is gemaakt van dennenhout en dit bevat veel giftige stoffen. Het is vaak ook stoffig en dit kan bij veel diersoorten longproblemen veroorzaken. Deze dieren zijn erg zindelijk, ze doen hun behoefte vaak op 1 plek in het verblijf. Er kan op die plek een bakje neergezet worden die dagelijks verschoont word. Nestmateriaal is ook iets wat niet mag ontbreken, ook hiervoor kan men van alles gebruiken, van toiletpapier, hamsterwol, stukjes katoen, vloeipapier, krantensnippers, hooi, stro tot gedroogde blaadjes.
Kweek: Geslachtsrijp: 4-5 maanden, Draagtijd: 2 weken In buidel: 1 maand Aantal jongen: maximaal 13
Temp/ Luchtvochtigheid: In het verblijf mag het niet kouder worden als 15° C en niet warmer dan 30°C. Met behulp van een lampje, warmtemat of warmtekabel kan men verschillende temperaturen in de bak creëren en kan de opossum zelf bepalen waar hij het liefst ligt. In sommige huiskamers wordt het eigenlijk nooit kouder dan 15°C en is extra verwarming ook niet nodig. Het schijnt dat kortstaartopossums gevoelig zijn voor huidkanker, plaats daarom geen UV-lamp en zorg dat het verblijf niet in direct zonlicht staat. In de wintermaanden is de luchtvochtigheid vaak te laag door de verwarming, waardoor hun oortjes kunnen schilferen of zelfs barsten. Ook een warmtebron in een verblijf kan een te lage luchtvochtigheid veroorzaken. Af en toe met een plantenspuit in de bak sproeien is dan aan te raden.
Voeding: Insekten, fruit, vlees(opossums zijn ook aaseters), kleine knaagdieren, vogeleieren, kikkers, hagedissen, schorpioenen, kleine slangen, spinnen en wormen.
Gedrag: Solitair levende dieren maar zijn in gevangenschap ook in groepen te houden. In het laatste geval 1 man met meerdere vrouwen. Het zijn dieren die in de nacht en met de schemer actief zijn.